Sarah Wolders (35) is wensplanner voor Stichting Ambulance Wens
“Dertien jaar lang was ik wijkverpleegkundige, daarna werkte ik een tijdje in een revalidatiecentrum. Bij mobiliteit denk ik dus niet meteen aan fietsen of auto’s, maar aan het bewegingsapparaat – van niet mobiel zijn naar steeds meer kunnen, in kleine stapjes.
In mijn huidige rol zie ik mobiliteit als een mogelijkheid om laatste wensen te vervullen. Voor terminaal zieke mensen is mobiliteit namelijk niet meer vanzelfsprekend. Dat betekent niet dat de behoefte er niet meer is, want vaak hebben ze nog een laatste hartenwens. Dat kan van alles zijn: van een middag strand, een natuurgebied tot een bezoek aan een concert. Voor die groep is Stichting Ambulance Wens bedoeld. Wij vervoeren mensen per brancard en laten die laatste wensen in vervulling gaan. Daarnaast zijn we er voor mensen die langere tijd met immobiliteit kampen, omdat ze – bijvoorbeeld – wegens een heupoperatie weken in het ziekenhuis liggen.
Zo’n laatste wens vervullen is het mooiste dat je voor iemand kunt doen. Niet alleen voor degene die ziek is, óók voor zijn of haar familie. Na afloop geven we altijd een troostbeertje mee, genaamd Mario, en mensen zijn daar zó blij mee. Dat beertje gaat overal mee naartoe, belandt op de schouw of zelfs bij iemand in de kist – het staat voor die mooie, onuitwisbare herinnering. Soms gebeurt het helaas dat iemand voortijdig overlijdt, en de wens dus niet doorgaat. Maar zelfs de gedáchte dat iemand ergens naartoe zou gaan en mobiel kon zijn, zorgt er al voor dat diegene in de weken ervoor compleet opleeft.
Door dit werk realiseer ik me dus des te meer dat mobiliteit een basisbehoefte is. Juist als je bedlegerig bent en daardoor nergens meer kunt komen. Zo vervoerden we laatst een patiënt naar de camping waar ze altijd kwam. In onze ambulances zitten veel ramen, waardoor je tijdens de rit om je heen kunt kijken. Dat vond ze enorm fijn, want ze genoot altijd zo van het ritje zelf. Dat wij daarbij kunnen helpen is heel waardevol en moet voor iedereen mogelijk zijn. Met onze stichting opereren we vanuit Rotterdam daarom door het hele land, van Groningen tot aan Maastricht.
Het vervoeren van onze patiënten gebeurt trouwens met de grootst mogelijke voorzichtigheid. Vaak hebben ze pijn, zijn ze vermagerd en gewoon heel erg ziek, daar moet je op een rustige manier mee omgaan. Veel chauffeurs komen uit de politie- en brandweerwereld en zijn het gewend om hard te rijden, dus ze moeten een speciale cursus volgen. Een onderdeel is dat je met een volle bak water in je ambulance moet rijden: spat het eroverheen, dan ga je te hard. Het is kortom een andere manier van rijden dan wanneer je in je auto stapt om naar je werk te gaan.
Natuurlijk staan sommige mensen me bij. Zoals een goede vriendin van mijn moeder, die graag nog één keer naar de dierentuin wilde. Dat ik meeging was al een verrassing, maar ze mocht ook nog eens de giraffen voeren. Dat we daar zo samen waren, tussen al die dieren, dat vergeet ik nooit. Maar ook ‘kleinere’ dingen ontroeren me. Mensen die dolgelukkig zijn omdat ze nog één keer naar huis mogen – omdat ze vanuit het ziekenhuis naar een hospice gaan. Nog even dat kopje koffie op de veranda, dat krantje in de woonkamer, er gewoon zijn. Mobiliteit is wat dat betreft een basisbehoefte, zelfs als het leven op zijn einde loopt.”
Bekijk hier de volledige portrettenreeks