Hans Peter (44) werkt als rijinstructeur bij Kemp Rijschool
“Als achtjarig jongetje mocht ik eens met mijn moeder mee in de auto, tijdens haar rijles. Op een gegeven moment riep ik nogal wijs dat het misschien slim was als ze de handrem eraf haalde. Of ik me er niet mee wilde bemoeien, was haar reactie – maar de rijinstructeur gaf me wel gelijk, haha. Misschien zat het er toen al in, mijn passie voor dit vak. Al werkte ik eerst jarenlang in de technische dienst bij bedrijven als Schiphol en ESA. Nadat de economie in 2008 omviel, besloot ik me om te scholen tot rijinstructeur. Ik had lol in het autorijden en dacht: waarom maak ik van deze hobby niet mijn werk?
Ik weet nog goed dat toen ik zélf dat befaamde roze papiertje haalde, ik genoot van de vrijheden die het met zich meebracht. Je kunt gaan en staan waar je wil, bent niet afhankelijk van anderen en hoeft ook niet altijd met het openbaar vervoer. Dat ik dat gevoel nu kan doorgeven aan mijn leerlingen, ze mobieler kan maken, vind ik mooi. Ik begon overigens eerst als autorijinstructeur, maar ben sinds drie jaar volledig overgegaan op motoren – binnen de rijschool was daar behoefte aan.
Er zijn overigens wel verschillen tussen leerlingen die opgaan voor hun auto- of motorrijbewijs. De eerste groep is jonger, wordt vaak door hun ouders gestuurd of volgt lessen omdat er vanuit de omgeving een bepaalde druk is. Het rijbewijs wordt meer gezien als noodzakelijk kwaad, al geldt dat natuurlijk lang niet voor iedereen. Toch zijn motorleerlingen over het algemeen stukken gemotiveerder. Voor hen is het een passie die ze méér dan graag willen uitoefenen. Ze willen het gevoel van vrijheid ervaren, wendbaarder zijn op de weg – in plaats van in een auto ‘bubbel’ te zitten. Leerlingen zeggen ook nooit af, terwijl dat bij autolessen sneller het geval was.
In die dertien jaar heb ik een hoop meegemaakt. Opvallende incidenten, zoals twee lekke banden tegelijk omdat ze langs een hoekje van een put kwamen – stonden we dan. Maar ook een ongeluk op de A10, waarbij ik tegen mijn leerling zei dat hij alvast moest remmen. ‘Waarom’, vroeg hij. Toen wees ik naar voren: er gebeurde net een ongeluk. Als rijinstructeur heb je zóveel ervaring en kun je die risico’s inschatten – je ogen zijn overal op de weg gericht. Ontroerende momenten zijn er ook. Iemand met rijangst die, na een lang traject, bij mij haar rijbewijs haalde en inmiddels stad en land afrijdt.
Maar het meisje dat haar terminaal zieke vader meenam naar haar eerste motorrijles, staat me ook nog goed bij. Het ging via Stichting Ambulance Wens, want die man was gebonden aan bed. Hij reed vroeger ook motor en wilde dolgraag zien hoe zijn dochter voor het eerst op zo’n rijtuig stapte. Een paar weken later overleed hij. Prachtig, dat hij dit nog kon meemaken.
Minstens zo emotioneel was het moment dat zijn dochter slaagde – dat deed ze niet alleen voor zichzelf, óók voor haar vader. Zelf verloor ik mijn ouders op jonge leeftijd, dus zulke momenten raken me daardoor nog meer. Het laat ook wel zien dat rijlessen of mobiliteit niet alléén maar een praktisch doel dienen. Er zit vaak een heel verhaal of een bepaalde emotie aan vast. Dat ik daar onderdeel van mag uitmaken en begeleiding in kan bieden, vind ik misschien wel het mooiste aan mijn vak.”
Bekijk hier de volledige portrettenreeks