Marion van den Berg (36) is campagnemarketeer bij Bovemij
“Voor mijn werk zit ik best vaak bij automerken, importeurs en dealerholdings aan tafel. Als men dan begint te praten over auto’s en ik meng me in de discussie, zijn ze vaak positief verrast. ‘O, jij weet er veel van’, zeggen ze dan. Ik vind dat altijd wel geestig en snap die reacties wel: zelf ken ik ook weinig vrouwen die autofanaat zijn.
Het is me overigens met de paplepel ingegoten, mijn vader werkte zijn hele leven bij een autobedrijf. Al kwam die interesse ook vanuit mezelf. Als kind had ik minstens evenveel speelgoedauto’s als Barbies en later raakte ik gefascineerd door snelle auto’s. Uiteindelijk kwam ik zelf ook in de autobranche te werken. Eerst als contentmarketeer bij een autobedrijf, waar ik alléén maar over auto’s schreef, inmiddels in mijn huidige functie bij Bovemij. Zelfs mijn vriend heeft een eigen autobedrijf. Al is dat laatste puur toeval en heb ik hem daar niet op uitgezocht, haha.
Toen ik achttien was en mijn rijbewijs haalde, wist ik: later wil ik een Mini John Cooper Works (JCW) rijden. Ik vond het een geweldige auto, zelfs toen de motor nog van Britse makelij was. Mijn vader was resoluut. ‘Dat gaat niet gebeuren, die dingen gaan snel stuk’ – hij draaide gelukkig bij toen BMW het overnam. Ik moest er flink voor sparen, want duur, maar sinds vijf jaar heb ik eindelijk mijn gedroomde Mini.
Wat er zo leuk aan is? Nou, hij valt echt op, in tegenstelling tot het gros van de auto’s die er vaak hetzelfde uitzien. En ik vind de vormen van een Mini wat ‘zachter’, anders kan ik het niet omschrijven. Mijn eigen exemplaar heb ik trouwens helemaal gecustomized: hij is donkergroen met een rood dak, heeft striping en rode details aan de buitenkant. Aan de binnenkant heeft hij speciale sportstoelen, rode stiksels en een rood dashboard. Sowieso vind ik het interieur práchtig: ronde klokjes in plaats van een saai dashboard, kekke lichtjes – wat dat betreft blijf ik een vrouw die van mooie details houdt. Ik heb ’m trouwens zelf uit Zwitserland geïmporteerd, kon ik daar meteen een ritje maken. Dat gevoel toen ik eenmaal door die bergpassen reed, is onbeschrijfelijk.
Er staat inmiddels 120 duizend kilometer op de teller, dus eigenlijk moet ik mijn auto gaan verkopen, wil ik er nog een mooi bedrag voor ontvangen. Stiekem kijk ik al wat rond, al bestaat de kans dat ik precies dezelfde ga aanschaffen, tot hoofdschuddends van mijn vader en vriend toe. Maar ik ben gewoon een Mini-gek – ik kan de lijst met opties drómen.
Wel wordt het zeker nog een brandstofauto – al is het maar omdat de range van elektrische Mini’s nog niet zo groot is. Daarbij: het geluid als je optrekt of gas geeft, is onderdeel van het rijplezier. Waarschijnlijk wel voor de laatste keer, daar elektrische voertuigen over een paar jaar waarschijnlijk verplicht zijn. Ik denk weleens na over wat er dan met al die occasions gebeurt. Gaan die naar armere landen om ingezet te worden als taxi’s, zoals nu al gebeurt? Dan rijden we in Europa misschien hartstikke milieuvriendelijk, maar verplaats je het probleem naar een ander continent. Ik ben benieuwd hoe dat vraagstuk aangepakt zal worden.
Verdere dromen op het gebied van auto’s heb ik niet echt. Ja, een Porsche 911 is prachtig, maar onbetaalbaar. Voor dat geld kun je beter een huis kopen, want in een Porsche kun je niet slapen, haha. Als ik het geld wel had, dan zou mijn hele oprit vol staan met snelle, dure auto’s. Misschien heb ik ooit geluk en win ik de loterij – vraag het me dan nog maar eens.”
Bekijk hier de volledige portrettenreeks